Over onnodige zorg en onnodige politici op de onjuiste plaats


Terwijl Nederland voorzichtig uit de coronacrisis lijkt te kruipen en er verdere versoepelingen plaatsvinden zien er in de laatste weken van juni kort na elkaar enkele opmerkelijke rapporten en publicaties het licht.

Op 19 juni publiceert de SER de verkenning ‘Zorg voor de toekomst’ een rapport over de toekomstbestendigheid en met name de betaalbaarheid van de zorg. Mariette Hamer, de voorzitter van de SER, geeft aan dat alle zeilen zullen moeten worden bijgezet om iedereen zorg te kunnen blijven bieden. Verder is er duidelijk behoefte aan een lange termijnvisie van de overheid. Alsof er tevoren afstemming is geweest geeft Marjan Kaljouw, voorzitter van de NZa vier dagen later, op 23 juni, een interview in NRC Next, waarin zij stelt dat de zorg teveel een verdienmodel is geworden. Er zou te veel de nadruk worden gelegd op productie in plaats alleen te doen wat er echt nodig is. “Mensen worden geprikkeld om productie te draaien”, zegt Kaljouw over zorgpartijen en medisch specialisten die nu vaak per verrichting betaald krijgen. “Misschien moeten we de medisch-specialistische bedrijven wel opheffen en zeggen: de specialisten gaan, net als iedereen, in loondienst.”

Deze mogelijk ‘oplossing’ bleek door haar op 22 juni telefonisch te zijn meegedeeld aan Peter Paul van Benthem, de voorzitter van de Federatie Medisch Specialisten. Hij deelde dit Jörgen Raymann mee in de BNR podcast ‘Hoe de zorg beter kan’, waarbij hij terecht opmerkte liever eerder betrokken te willen worden in een fase dat er nog meegedacht kon worden over het probleem. Weer drie dagen later verscheen op 26 juni een column van zijn hand op de website van de Federatie Medisch Specialisten met als titel ‘Onzinnige institutionalisering en bureaucratisering’. Hierin stelt hij dat na al het harde werk i.v.m. de coronacrisis de medisch specialisten niet te zitten wachten op de mening van de Nederlandse Zorgautoriteit dat veel van het werk dat er voor de crisis werd gedaan onnodige zorg was en dat er en passant in het interview met het NRC ook nog even werd voorgesteld om de medisch specialist in loondienst te nemen.

Over ‘onnodige zorg’ verschijnt een dag eerder, op 26 juni een artikel van Michiel van der Geest in de Volkskrant waarin gemeld wordt dat de initiatieven waarmee de ziekenhuizen Bernhoven uit Uden en het Beatrixziekenhuis uit Gorinchem de afgelopen jaren hebben geprobeerd overbodige zorg het ziekenhuis uit te kieperen succesvol zijn gebleken. Hij haalt hiervoor drie gezamenlijke rapporten aan van het Centraal Planbureau (CPB), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en IQ Healthcare, een onderzoeksafdeling van het Radboud UMC. De reacties zijn niet onverdeeld enthousiast, Wim van Harten, bestuursvoorzitter van het Rijnstate ziekenhuis is niet overtuigd van het succesverhaal van de twee (kleinere) ziekenhuizen en stelt dat het rapport ‘voor elk wat wils’ bevat.

Desalniettemin claimen beide ziekenhuizen er in geslaagd te zijn het behandelvolume met 7 a 13% te hebben laten dalen waarbij de kwaliteit van zorg op peil is gebleven, een deel door de huisartsen werd opgevangen en patiënten niet naar andere ziekenhuizen zijn uitgeweken. Het succes wordt toegeschreven aan het wegnemen van de productieprikkel door aanpassing van het betalingsmodel van de medisch specialisten, aan het zelf door de artsen het voortouw nemen bij het anders organiseren van de zorg en aan het feit dat het hele ziekenhuis betrokken is en mee doet.

Het verminderen van de productie met behoud van de kwaliteit en het minder verrichten van onnodige zorg zou een belangrijke stap moeten zijn als het gaat om het betaalbaar houden van de zorg, ook al zal dit mogelijk ten koste gaan van de huidige omvang van de ziekenhuizen.

De toekomstige trend zal zijn de zorg vanuit de zorginstellingen richting de thuissituatie te verplaatsen, waarbij telehealth een steeds grotere rol zal gaan spelen. Dat het ook mogelijk is hebben we recent mogen ervaren tijdens de coronacrisis.

En dat is niet het enige dat we uit de crisis hebben geleerd. Het LAD magazine juli 2020 wijdt een artikel aan Medisch leiderschap in crisistijd, artsen aan het roer. Anja Schrijer, arts Maatschappij en gezondheid, epidemioloog en lid van het OMT spreekt de hoop uit dat medische expertise in de toekomst een structurelere rol krijgt in politiek Den Haag. Als voorbeeld noemt ze de CMO (Chief Medical Officer) die andere landen zoals het VK, structureel kennen in een adviesrol richting de regering inzake beleid voor de volksgezondheid. Jaap van Dissel en Diederik Gommers zijn met hun vakinhoudelijke kennis en expertise van cruciaal belang gebleken in een situatie als de coronacrisis.

Des te schrijnender dat een koepelorganisatie als de Federatie Medisch Specialisten niet tevoren wordt betrokken en, zoals in het bovengenoemde voorbeeld, de ‘oplossing’ van de NZa telefonisch meegedeeld krijgt.

Er zijn talrijke voorbeelden te noemen dat er voorbij wordt gegaan aan het belang van vakinhoudelijk kennis en expertise bij het besturen van de volksgezondheid. De recente benoeming van Tamara van Ark, iemand zonder enige zorginhoudelijke achtergrond, als Minister voor Medische Zorg, is weer een schrijnend voorbeeld van het gebrek aan respect voor de sector. Volksgezondheid als een carrièrestap, een pretpark om het eens uit te proberen. De lessen uit de coronacrisis zijn niet geleerd. Zorgprofessionals ‘matter’.

Allan Vafi 20 juli 2020